woensdag 30 mei 2012

Drama les - ik ga op reis



Op 10 mei heb ik een drama les gegeven aan groep 3. Dit was erg leuk om te doen. De les verliep heel goed! Alleen de inleiding duurde aan de lange kant, maar de leerlingen waren er wel erg betrokken bij. Ik heb hiervoor wat tips van mijn mentor gekregen hoe ik dit de volgende keer korter kan doen. 

De leerlingen hadden goed door wat ze moesten doen en hadden er plezier in.

Lesvoorbereiding

Naam
Ginette
Groep
1H
ICO
(Stagebegeleider)
Kim
Praktijkschool
De vuurvogel
Groep
3
Mentor
Marita
Activiteit
Drama
Datum
10 mei 2012

Leerpunten student
1.      Overgang van kring naar speellokaal en terug
2.      Tempo
3.      Opletten of iedereen kan mee komen.

Verantwoording (waarom ga je dit doen)
Beginsituatie
Beschrijf wat de leerlingen al weten, of ze er wel eens mee te maken hebben, welke leerlingen problemen hebben met dit onderwerp of met de werkvorm, …
De leerlingen hebben vaker dramalessen, maar ze zijn nog niet specifiek bezig geweest met een beweging bij een voorwerp maken.
Doelstellingen
Wat moeten de leerlingen aan het einde van de les geleerd hebben? Formuleer je doelen SMART.
De leerlingen leren een beweging te bedenken bij een bepaald woord, ze leren beeldassociaties te maken en gezamenlijk een verhaal te bedenken en dat non-verbaal uit te beelden.
Evaluatie
Benoem van elk doel hoe en wanneer je vaststelt of dit is behaald.
Tijdens de les let ik goed op of de leerlingen begrijpen wat ze moeten doen en of dit dan ook goed gaat.

Werkwijze en middelen (hoe en waarmee ga je dit doen)
Didactische Werkvormen
Wat doe jij?
Hoe wordt de leertijd gebruikt:
  leerkrachtgestuurd F
F leerlinggestuurd 

Ik geef instructies, wanneer de leerlingen bezig zijn met een opdracht zorg ik dat ik goed oplet of iedereen mee kan komen.

De leerlingen luisteren naar de instructies en doen mee met de opdrachten.


Ik gebruik de methode, het bord en het speellokaal.



De leerlingen hebben voor deze les niets nodig. Uitbeelden doen ze met hun lichaam, daar zijn geen spullen voor nodig.
Leeractiviteiten
Wat doen de leerlingen?
Instructie-middelen
Welke middelen gebruik jij?
Leermiddelen
Welke middelen gebruiken de leerlingen?

Organisatie (Aan welke praktische zaken moet je denken bij de uitvoering; maak eventueel een schets van de ruimte)
Vooraf
Wat moet klaarliggen? Waar kunnen leerlingen spullen zelf pakken?
Ik moet controleren of het speellokaal leeg is, ik moet het digibord klaarzetten en ik moet van tevoren met de leerlingen een kring maken.

Tijdens de les gaan we naar het speellokaal. Hiervoor spreek ik met de leerlingen regels af, zodat dit soepel verloopt.


Na de les laat ik de leerlingen rustig vanuit de kring naar hun plaats gaan.
Tijdens
Moet de organisatie aangepast worden? Waar leggen de leerlingen hun product?
Na afloop
Zorg een rustige overgang naar de volgende les. Wie ruimt wat op? Waar moeten leerlingen gaan zitten?
Lesopbouw
(wat ga je precies doen)

Keuze lesmodel

Didactische Analyse

Activerende Directe Instructie

Ander model, namelijk:

BVV Drama
benoem hieronder in de eerste kolom
de fasen die horen bij het gekozen lesmodel
Aanvullende vakdidactische eisen
Drama aangenaam
·         wup 1:
klassikaal – bewegingsassociaties bij een woord.
·         Kern – beeldassociaties bij een woord/zin, associëren op zinnen en zo tot een verhaal komen.
·         Afsluiting: verhaal uitbeelden.
·         Evaluatie: reacties over deze les bespreken

DA
ADI
1 Inleiding

2 Kern

3 Afsluiting
1 Terugblik
2 Oriëntatie
3 Uitleg
4 Begeleide inoefening
5 Zelfstandige verwerking
6 Evaluatie

continu: REFLECTIE

lesfase
tijd
activiteit






Wup






Kern






















Afsluiting






15min






15min






















5min
Betekenis: Ik ga op reis
Vorm: Bewegingsassociaties bij een woord, beeldassociaties bij een woord of zin,                             associëren op zinnen en zo tot een verhaal komen.
Vaardigheden: Uitbeelden

Ik ga met de leerlingen in de kring zitten.
Ik vertel dat we vandaag op reis gaan en dat iedereen iets mag meenemen in de koffer.
Zelf begin ik met: ‘ik ga op reis en ik neem mee.. (bijvoorbeeld een tandenborstel)’. Hierbij maakt ik een poets beweging.
Daarna is het volgende kind aan de beurt.
Elk volgende leerling herhaalt eerst alle genoemde voorwerpen met de bijbehorende beweging en noemt dan een nieuw woord met een beweging erbij.
Zo gaan we de kring rond. Wanneer de groep te groot is beginnen we op de helft opnieuw.

Nu gaan we naar het speel lokaal.
Ik maak afspraken met de leerlingen over hoe we daar naartoe gaan en dat ze op de grond gaan zitten als ze het lokaal binnen zijn.
Ik vertel dat ik dadelijk een woord of zin noem. De leerlingen moeten dat uitbeelden, ze blijven hiervoor op hun plaats en er word geen geluid bij gemaakt.
Dit zijn de woorden/zinnen die ik op ga noemen:

-       Op de boot
-       Gevangengenomen
-       Heel moe van het rennen
-       Van de fiets gevallen
-       Ontsnapt
-       Alleen in huis
-       Kletsnat geworden
-       Maken dat je wegkomt
-       Alles is goed afgelopen

Wanneer de leerlingen dit lastig of eng vinden doe ik zelf mee.
Na deze opdracht gaan we weer terug naar het lokaal.
We gaan weer in de kring zitten.
Ik vertel dat we van de woorden en zinnen die we net hebben uitgebeeld, een verhaal van gaan maken.
Ik start zelf het verhaal:
Op een mooie zomerse dag reed ik op mijn fiets langs een mooie rivier. Wat was het fijn om zo heerlijk te fietsen. De zon scheen in het water. Van plezier zong ik een liedje: ‘schuitje varen, theetje drinken..’ En terwijl ik zo heerlijk aan het zingen was, zag ik opeens in de verte op het water… Nu gaat een leerlingen verder met het verhaal. Wanneer dit niet goed loopt zal ik tussendoor helpen met het verhaal.
Ik zet de woorden op het bord zodat de leerlingen mee kunnen kijken tijdens het verhaal.

De leerlingen verspreiden zich door het lokaal. Ik vertel het verhaal dat we net samen hebben gemaakt, vanuit de ik-persoon.
De leerlingen beelden gelijktijdig de handelingen uit, zonder erbij te praten.

Koppeling naar de theorie:

Ik heb er voor gekozen om de warming-up inhoudelijk bij de kern aan te laten sluiten. Want volgens Nooij (2007, p. 128) krijgen kinderen  - behalve de benodigde vaardigheden voor de kern – ook meer ideeën om in de kern van de les uit te proberen, wanneer je lesdelen ook inhoudelijk op elkaar laat aansluiten.

Wanneer de leerlingen het lastig of eng vinden om dingen uit te beelden doe ik zelf ook mee. Volgens Nooij (2007, p. 182) vinden kinderen het dus niet eng of gek, wanneer ze zien dat de leerkracht het zelf ook leuk vindt om doen-alsof-spel te bedrijven.

Bij de kern gingen we samen met de groep een verhaal maken. Ik ben zelf begonnen met het verhaal en heb tussendoor ook wat geholpen want volgens Nooij (2007, p. 187) is het een open lessituatie waarbij de leerkracht zich steeds bewust blijft van de kinderen en zo tot interactie prikkelt om mee te doen.

Nooij, H. (2007). Kijk op spel (2e druk). Groningen: Wolters Noordhoff.







Zelfevaluatieformulier



Student: Ginette van de Beek____________________ Groep: 1H____ Mentor: Yolanda__________

Stageschool: De Vuurvogel___________________________________ Groep: 3 ­­________________

Stagebegeleider/coach  Marita___________________________________________________________

Activiteit(en) :Drama les – ik ga op reis_____________________ Datum: 10 – 05 – 12 _____________


Geef je eigen mening weer naar aanleiding van de verrichte lesactiviteiten door in te gaan op onderstaande vier vragen:

1.     Noem drie punten waarover je tevreden bent en waarom.
- de kring: Het verliep heel rustig, de leerlingen gingen rustig in de kring zitten.
- orde houden: Ik heb soms moeite om de orde te houden in de kring. Dit ging bij deze les goed. Ik heb vanaf het begin van de les steeds goed op gelet dat ik pas begin als het echt stil is, dit helpt om een rustige sfeer te creëren.
- het vertellen: In deze les zaten ook stukje waar ik een verhaaltje moest vertellen. Hier zie ik meestal best tegen op. Maar de leerlingen waren enthousiast en de aandacht was erbij dus ging het vertellen helemaal goed.

2.     Noem drie punten die je de volgende keer beter/anders wil doen en geef aan hoe je dat gaat aanpakken.
- de volgende keer laat ik de leerlingen met de kring groepje voor groepje. Nu liet ik iedereen tegelijk, dit ging ook goed maar het kan rustiger door groepje voor groepje te doen.
- Toen de leerlingen het verhaal af moesten maken, moet ik ze meer bedenk tijd geven. Ik gaf de beurten waardoor leerlingen niet zo heel lang na konden denken.
- Op de tijd per onderdeel letten. Mijn les duurde niet te lang, maar de inleiding was best lang. Dit was niet erg want de leerlingen waren wel enthousiast. Maar ik wil het de volgende keer wel in de gaten houden.

3.     Geef je reactie op de gekozen aandachtspunten bij de lesvoorbereiding.
Overgang les: Dit ging erg goed, de leerlingen gingen rustig in de kring zitten. Na het stilte teken was iedereen stil.
Tempo: Bij de inleiding mocht ik wel iets meer temp houden. Maar de rest van de les was goed.
Overzicht: Ik had goed overzicht. Ik kon iedereen volgen, iedereen kon meedoen omdat het niveau niet te hoog of te laag was. Bij de afsluiten (uitbeelden bij het verhaal) heb ik er goed op gelet dat ik niet te snel ging.

4.  Kies drie relevante vragen uit de zelfevaluatievragenlijst en beantwoord deze.

2.    Waarom heb je deze lesdoelen gekozen?
-overgang les: Hier wil ik meer in wil gaan oefenen.
-tempo: Wanneer ik geen tempo in mijn les houd, haken veel leerlingen af.
-overzicht: Ik vind het belangrijk dat ik door heb dat iedereen mee doet en mee kan doen.

14.   Was de groepsgrootte geschikt voor deze activiteit? Licht je antwoord toe.
Ja, de leerlingen gingen allemaal lekker hun gang bij het uitbeelden. Ik kon bij deze les goed orde houden en alles verliep goed.

26.   Wat voor leerkracht was je? Bijvoorbeeld: enthousiast, vrolijk, geduldig, rustig, timide, structurerend, geïrriteerd.
Bij deze les was ik een: Rustige, vrolijke en vooral enthousiaste leerkracht.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten